SINDS WANNEER ZIJN WIJ ZONDIG?

Psalm 51:7


© Google Gemini

Ja, een opmerkelijke vraag. Maar we moeten maar eens nadenken over deze vraag.

Zelf ben ik hiermee begonnen na een ervaring met een gemeentelid in mijn eerste kerkgemeente Dordrecht.
Hij was pas vader geworden. Hij zei me:
'Toen ik mijn pasgeboren kind in de armen had genomen, wist ik het zeker:
die oude leer van de erfzonde kan niet waar zijn.
Dit prachtige kindje dat mijn vrouw en ik uit Gods hand ontvangen hebben, is rein en onbezoedeld, niet schuldig, niet zondig.'

Jong en onervaren reageerde ik niet al te pastoraal: 'Dat is dan niet volgens de lutherse leer.'
Hij keek me aan en zei: 'Nou, dan ben ik maar wat minder luthers.'

De verdedigers van de erfzonde-leer beroepen zich allereerst op een gedeelte uit Paulus' Romeinenbrief: 5, 12.
Oude vertalingen bieden hier de versie, dat wij allen 'in Adam gezondigd hebben.' Nieuwe vertalingen echter: 'omdat wij allen gezondigd hebben.'

Het mag duidelijk zijn dat de eerste versie de verdediging biedt.
Hier is wel 'historiserend verklaren' aan de orde: Paulus zou de zondeval van Adam als een letterlijk te nemen, historisch gebeuren hebben opgevat waarbij alle nog te geboren mensen in de zonde gevallen zijn.

'Omdat allen gezondigd hebben' ondersteunt de stelling dat de dood een gevolg is van de zonde.
Laat het zo zijn dat Rom. 5, 12 zegt dat wij allen de gevolgen van Adams zonde erven: sterfelijkheid en dood. Maar deze tekst wil niet zeggen dat wij 'in Adam' al veroordelenswaardig zijn omdat zijn zonde op ons overgegaan is en wij daarom al na onze verwekking zondig zijn.

Dat zondig zijn overerfbaar zou zijn, komt ook door een foutief beroep op vers zeven van de boetepsalm 51.

Koning David had zich vergrepen aan Bathseba, de vrouw van legeroverste Uria. In de Psalm bezingt hij zijn berouw en spreekt dan over zijn verwekking en geboorte. Die zijn gebeurd in zonde en ongerechtigheid.
Mijn uitleg is, dat David in vers zeven geen uitspraak doet over hoe het, strikt genomen, met hemzelf gesteld was.
Zijn verwekking was iets tussen zijn vader en moeder, zijn geboorte ging allereerst zijn moeder aan.
Dit lees ik in de Hebreeuwse tekst. Ingenomen ben ik met de vertaling van Martin Buber die het Hebreeuws zorgvuldig vertaalt. Zie hiervoor een andere pagina (klik hier).

Voor de Hebreeuwse tekst en meer vertalingen klik hier.


© Google Gemini
Speculeren over de zonde en ongerechtigheid bij de verwekking en geboorte van David doe ik niet.
Maar die zonde en ongerechtigheid worden door David wel naar zichzelf toegehaald: hij schakelt de zonde en ongerechtigheid die kleven aan zijn verwekking en geboorte, gelijk aan zijn persoonlijk kwaad. We horen dat duidelijk in de gebeden om vergeving die volgen.
Automatisch biologisch overgeërfde zonden en schuld kan ik in deze teksten niet aantreffen.

Dat gelijkschakelen, moeten wij dat ook doen, dat toepassen op onszelf?
Er zijn mensen die moeten leven met de tragiek van hun verwekking en geboorte. Ongewenst en in een problematische gezinssituatie.
Laten we terughoudend zijn met daar het etiket zondig op te plakken. Wij hebben het recht niet en het is te moralistisch.

Moeten we de woorden van David algemeen maken, dat wil zeggen, ze gaan over alle mensen? Nee, want ze horen in eerste instantie bij David.
Wie meer wil weten over de opkomst van de erfzonde-leer in de vroeg-christelijke kerk, kan hier klikken.

W. Baan

Iets over mijzelf

Na een dertigjarig predikantschap in verschillende lutherse kerkgemeenten kan ik mijzelf karakteriseren als voorganger en voorzanger

Het voorzangerschap kreeg er in Dordrecht een dimensie bij: mijn plaats als cantor in de Interkerkelijke Schola Cantorum Dordrecht e.o.. Door mijn initiatief is dit gregoriaanse koor in 1984 opgericht.