BIDDEN IN DE EREDIENST
In Zeeland behoren tienduizenden kerkgangers tot reformatorische kerkgenootschappen. Een enkele keer bezoekt iemand uit deze calvinistische groeperingen de Eredienst van mijn consulentsgemeente Zierikzee.
Het zullen vooral onze gebeden zijn, die een reformatorische kerkganger vreemd overkomen.
Helder voor ogen staat mij een gebeurtenis, die ik meemaakte in het Seminarium Hydepark. De hele maand januari 1981 was ik daar intern, samen met ongeveer 60 theologiestudenten. In die maand sloten wij onze kerkelijke opleiding af met allerlei praktische trainingen.
Minstens zo belangrijk was het contact met de studenten van andere theologische richtingen binnen de Nederlandse Hervormde Kerk. Een klein aantal studenten was reformatorisch, de meerderheid was midden-orthodox. Verder waren er nog enkele confessionele en vrijzinnige studenten en één lutheraan, en dat was ik. De lutheranen studeerden toen al samen met de hervormden.
Tot goed verstaan van hetgeen volgt nog dit: enkele midden-orthodoxe studenten sympathiseerden met de evangelische gemeenten die toen in opkomst waren.
Een van onze docenten was Paul Oskamp. Hij presenteerde het onderwerp 'Bidden in de Eredienst.'
De voorbeelden die die hij gaf, brachten de evangelische studenten in verwarring en riepen bij hen protest op. 'Is dat alles?' vroeg één van hen.
Onder leiding van Paul Oskamp ontstond een levendig gesprek. Daarin werd duidelijk, wat de evangelische studenten misten in de voorbeelden van onze docent. In hun kerkdiensten waren zij gewend, dat in de gebeden God op persoonlijke, haast intieme wijze werd aangesproken.
Onze docent heeft op heldere manier uitleg gegeven. Het persoonlijke
gebed van de voorganger hoort niet thuis in de openbare Eredienst. De
voorganger mag het bidden in de Eredienst niet monopoliseren, dat wil
zeggen, als enkeling ('mono') een eigen, persoonlijk gebed namens alle
kerkgangers uitspreken.
Het gebed in de Eredienst moet kerkelijk zijn.
Aan welke voorwaarden moet het kerkelijke gebed voldoen?
gebedshouding orante
Het is voornamelijk een voorbede. Een gebed voor de nood van de wereld
of voor de zieken en moedelozen.
Ook is een gebed kerkelijk, als het zich aansluit bij de traditie. Bijbels
en liturgisch taalgebruik vinden we bijvoorbeeld in de zondagsgebeden
die het Kyrie en Gloria afsluiten.
Later ben ik tot de overtuiging gekomen, dat er in de Eredienst maar
één gebed de toon moet zetten: 'Heer, ontferm U.' Het gebed om ontferming.
Dit vooral is het gebed der Kerk. De Kerk is er immers tot heil van deze
wereld, om daarin te bidden om de wereld die komt.
Wij komen dus niet in onze Eredienst om te bidden om privé gunsten, voor
onszelf. Hoogstens zouden wij kunnen bidden voor elkaar. Dat mag een gebed
zijn om samen Kerk te zijn. Een gebed om kracht, kracht om christelijke
verantwoordelijkheid te dragen. Daartoe dient het gebed om ontferming,
voor de nood van de wereld en van onszelf. "Heer, ontferm u over
ons,' zo bidden wij na iedere voorbede.
Willem Baan
emeritus luthers predikant