CHRISTUS EN MARIA OP DE BRUILOFT TE KANA

De verkondiging op de Tweede Zondag in de Epifaniëntijd

Johannes 2:1-12

Vandaag letten wij opnieuw op Maria.
Het kan niet toevallig zijn dat Maria direct aan het begin staat van het verhaal van de bruiloft te Kana. Vier maal wordt Maria uitdrukkelijk 'zijn moeder' genoemd. Dat doet de evangelist Johannes nóg een keer. Wanneer hij beschrijft hoe Jezus aan het kruis wordt genageld, noemt hij Maria opnieuw vier maal: 'zijn moeder.'
Op beide plaatsen komt haar moederschap onder de kritiek te staan. Zo ook toen zij Jezus kwijt was en terugvond in de tempel. Het moederschap van Maria kreeg een geduchte knauw toen Jezus sprak: 'Waarom hebt u mij gezocht? Wist u niet dat ik moest zijn in de dingen mijns Vaders?'
Ook bij het kruis bloedt het moederhart van Maria. Het is voor haar moeilijk te aanvaarden, dat het bij de roeping van Jezus hoort, dat hij moet lijden tot in de dood. Maria krijgt het ook moeilijk op de bruiloft te Kana.
Met opzet zegt de Evangelist Johannes eerst, dat op die bruiloft de moeder van Jezus was. Pas daarná zegt hij: Ook Jezus en zijn discipelen waren uitgenodigd.
Johannes bedoelt: op die bruiloft was Maria meer in aanzien dan Jezus; die was immers haar zoon! Maar dat zal snel veranderen. Maria komt dat aan de weet ...
Het is belangrijk dat wij dat ook aan de weet komen.
Maria is de jonkvrouwe Israëls, en zo ook is zij de gestalte van de kerk. Alles wat zij heeft geleerd is ook voor ons waardevol.

Op een gegeven moment is de wijn op. Teleurstellend, en een schande... . Maar ook een smet op de geestelijke betekenis van een bruiloft: in Israël is een bruiloft een teken; een teken dat verwijst naar de grote bruiloft tussen de Heer en zijn volk. Belofte van de laatste, definitieve vereniging tussen de Heer en zijn volk.
Die belofte wordt levend gehouden telkens wanneer een jongen en een meisje in Israël zich aan elkaar verbinden.

Maar dan is er geen wijn meer ... .

Naar Jezus toe! Is hij niet een man Gods? Hij is ook haar zoon, dat komt Maria dubbel goed uit.
Ze meent het goed. Maar dat korte zinnetje: 'Ze hebben geen wijn! - het komt wel dwingend over.
De reactie van Jezus lijkt niet zo vriendelijk. Letterlijk zegt hij: 'Vrouw, wat hebben u en ik gemeenschappelijk?' Dat wil zeggen: hebben wij wel dezelfde belangen, zijn wij op 't zelfde uit?

Maria krijgt hier een forse correctie. En óók wij ... .

Maria is volgens één van onze belijdenisgeschriften, de Apologie van de Augburgse Confessie, geschreven door Melanchton - volgens dat geschrift is Maria de hoogstvererenswaardige van de heiligen in de Kerk. Als zij een verwijtende vraag van Jezus krijgt, hoeveel te meer lopen wij dat gevaar?
Zo vaak hebben we gehoord dat Jezus onze Verlosser is, dat wij er stilzwijgend van uitgaan dat Jezus voor ons moet doen wat wij goedvinden; ook, dat alles waarvan wij vinden dat het goed is voor de mensen en voor deze wereld - dat God dat moet doen.

'Wat hebben wij gemeenschappelijk?' horen wij Jezus zeggen. Hij wil zeggen dat we niet zomaar aanspraak kunnen maken op hem en zijn werk. Zéker Maria mag dat niet, en vooral niet op grond van haar moederschap. Jezus laat haar dat bijna pijnlijk voelen door haar aan te spreken met 'vrouw.'
Dat is niet onverschíllig bedoeld. Ook vanaf het kruis spreekt hij zo zijn moeder aan. Door deze aanspraak schept Jezus afstand tussen Hem en zijn moeder. Dat is nodig om de jonkvrouwe Israëls de juiste plaats te laten innemen.
Het is haar - en ze is de gestalte van het volk Gods, dus haar en ook ons is het niet geoorloofd, rechten af te dwingen van de Heer.

Maria begrijpt het. Achttien jaar geleden had de 12-jarige Jezus in de tempel haar al aan het denken gezet.
Jezus gaf toen het zijn in de dingen van zijn hemelse Vader drie dagen voorrang op het zijn bij zijn ouders.
Nu is er opnieuw een derde dag, Johannes zegt dat met opzet. Op deze dag zal Jezus zijn moeder niet gehoorzamen. Jezus gaat nu zijn heerlijkheid openbaren: het is Epifanie, de verschijning van de Heer in heerlijkheid.

Maria begrijpt het. Zij aanvaardt de afstand die er is tussen haar en de Christus Jezus.
Van Maria kunnen wij leren hoe de gemeente zich moet verhouden jegens Christus. Want Maria krijgt van de Evangelisten de kenmerken van de dochter Sions, van de jonkvrouwe Israëls. Zij is gestalte van het volk van God, en ook van de gemeente van Christus.
Christus is het Hoofd van zijn lichaam, dat de gemeente is. Het Hoofd heeft de leiding, dat is niet afhankelijk van de luimen en de neigingen van het lichaam.

Tegen Maria zegt Christus: 'Vrouw, wat hebben u en ik gemeenschappelijk?'
Nee, op dat moment niets, en dat is betreurenswaardig. Zij is even heel ver heen, ver weg van al wat de gewijde Geschriften van Israël zeggen over vrouwe Jeruzalem, de jonkvrouw Israëls, de kinderloze die zich enkel aan de Heere-God kan toevertrouwen.

De traditie der Kerk heeft Maria niet alleen de bijbelse titel 'maagd' gegeven, de traditie ging een stap verder.

Maria werd 'altijd maagd' genoemd.
De gedachte hierachter was, dat Maria onmogelijk een pijnlijke bevalling kon hebben gehad. Een pijnlijke bevalling is een gevolg van de zondeval, en van zonde was bij Maria en Jezus geen sprake. De engel Gabriël had het immers gezegd: '... er wordt iets heiligs uit u geboren.'
Tijdens de bevalling is er niets veranderd of gescheurd aan het lichaam van Maria. 'Altijd maagd.'
Na de geboorte van de Christus heeft - opnieuw volgens de kerkelijke traditie -, heeft Maria geen kinderen meer gekregen. De broers van Jezus waarvan een enkele evangelietekst spreekt, die zouden dan neven geweest zijn.
Spot en kritiek hierop zijn makkelijk te geven, maar dan zeg ik u dat Luther dikwijls aan Maria de titel 'altijd maagd' heeft gegeven.
We doen er beter aan, dit stukje kerkelijke traditie te herleiden op de gewijde Geschriften.
Maagdelijkheid is nooit iets miraculeus-zuivers. Het is een gestalte van armoede, van smaad en ontbreken van hoop. In het Israël van de Bijbel was het allerverschrikkelijkst wanneer je 'altijd maagd' was.
Ja en zo wil ik Maria de extra titel 'altijd maagd' geven.

Een heel andere spits van dat 'altijd maagd' is de volledige betrokkenheid op God en zijn Rijk, de volledige betrokkenheid doordat er geen huwelijkse staat is en geen kinderen om voor te zorgen.
Ook dit was niets voor Maria om op te pochen of reden voor ons om Maria in een geur van heiligheid te zetten. op een voetstuk te zetten.
Zij moet juist horen bij de vrouwen die geschoffeerd en opgebruikt zijn.
Tegenover de vele vrouwen die ontluisterd zijn en door het vele baren krachteloos zijn geraakt, staat daar, als een icoon, Maria altijd maagd; zij heeft nog iets van het spontane, het onbezwaarde, het vreugdevolle van het kind, het kind dat een vrouw ooit was.

Maagdelijkheid in bijbels Israël betekent ook dat er geen andere man is dan de Heere-God alleen. 'Uw Maker is uw man,' zegt de profeet Jesaja tot de kinderloze dochter Sions. Dat is troost, maar is eveneens beklemtoning van de uniciteit, het exclusieve van de verbintenis van de Heer met zijn volk. In die verbintenis, het verbond, heeft Hij het eerste woord.
Het eerste woord is Christus, het levende Woord.
Dat spreekt tot Maria - ook op de bruiloft en daarin herkent zij het Woord van haar Heer.
Maria doet nu wat de Kerk altijd moet doen, en is zo écht gestalte van de Kerk. Zij wijst de mensen op de Christus Jezus. Zij verkondigt hem met gezag, want zo spreekt zij tot de bedienden op de bruiloft: 'Wat Hij ook zegt, doet dat!'

Maria roept de bedienden op tot gelovig handelen. Want wat voor merkwaardigs moeten de bedienden doen. Ze moeten de stenen wasbakken helemaal met water vullen, en daaruit de wijnkannen volgieten. Dan moeten ze de leider van het feest laten proeven. Hoofdschuddend zullen ze deze opdracht hebben uitgevoerd - ja waarom deden ze dat eigenlijk? Ze zullen de gezaghebbende toon van Maria hebben opgemerkt. Maria op haar beurt ontleende dat gezag aan haar Christus.
Precies zo zou de kerk moeten prediken en zich gedragen; met gezag en overtuiging, niet om zichzelf, maar omwille van Christus en op gezag van Christus.

Vandaag wordt Christus ons verkondigd als degene die het feest gaande houdt en tot een gelukzalig einde brengt. Hij doet dat op zíjn wijze en op zíjn tijd. Want Hij is de stralende verschijning van de Heere-God in ons vlees en bloed. Zingen wij uit het Hoofdlied van Epiphaniën, Gezang 157 : 1 - 5

 



samenvatting

Johannes vertelt over Maria en Jezus op de bruiloft te Kana. Maria krijgt veel aandacht in dit verhaal. Is zij nog wel de jonkvrouwe Israëls, zoals zij ooit aangesproken werd?

17 januari 2010