ONDERSCHIKKING TOT DIENST

De verkondiging
op de 20ste Zondag na Trinitatis

Efeze 5:21

Weest elkaar onderdanig in de vreze van Christus

Wie kent er niet de moderne kritiek op de apostel Paulus?
Hij zou een fanatiekeling zijn, een doordrijver en een doordouwer; dogmatisch en ook nog vrouw-onvriendelijk.
Bij heel veel bijbellezers bestaat de idee dat alleen wat Jezus heeft gezegd, de aanspraak mag maken, Evangelie te zijn. Maar later kwam de apostel Paulus en die haalde al het frisse en pure van Jezus woorden er uit. Hij ontwierp een leer, bouwde een systeem.

Van tevoren zeg ik u dat het uit vooroordeel is, de apostel Paulus zo laag aan te slaan. Van Luther hebben we wel anders geleerd. Het is juist door woorden van de apostel Paulus dat Luther gekomen is tot evangelische ruimte.
Laten we Paulus alle evangelische krediet geven die maar mogelijk is. Het kan, het is goed, want we horen het uit de tekstwoorden van hedenochtend, uit de Epistel van deze 20ste Zondag na Trinitatis:
‘Weest elkaar onderdanig in de vreze van Christus’

Hier is geen sprake van hoger en lager in de Kerk.
De apostel Paulus zegt niet: je moet onderdanig aan de pastoor zijn. Ook niet: je mag alleen maar uit handen van de priester het avondmaal ontvangen.
Eveneens niet: alleen de preek van de dominee moet je geloven.

‘Weest elkaar onderdanig in de vreze van Christus.’
Dit woord van Paulus kun je net zo goed toepassen op de verhouding tussen man en vrouw.

Er zijn hoofdstukken en teksten in de Paulusbrieven die luiden dat de man de zeggenschap over zijn vrouw heeft en dat de vrouw in de samenkomst van de kerkgemeenschap haar mond moet houden.
Het staat er allemaal maar het wordt evangelisch gerelativeerd door de uitspraak van de apostel Paulus: ‘Weest elkaar onderdanig in de vreze van Christus.’

Toch blijven er, ook bij de tekstwoorden hedenochtend, aanmerkingen.
‘Weest elkaar onderdanig in de vreze van Christus,’ zo luidt de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap. Hier zet menige kerkganger grote vraagtekens bij. ‘Onderdanig’ roept weerstand op. Bovendien is dat woord ‘onderdanig’ geen goede weergave van wat er staat.

Wat moet het dan zijn? De Nieuwe Bijbel-Vertaling heeft: ‘Aanvaardt elkaars gezag uit eerbied voor Christus.’ Daarbij stel ik de vraag: ‘Dus iedereen heeft gezag en dat moeten we dan aanvaarden...?’
Of moet ik het laten slaan op het volgende, namelijk het gezag van de man over de vrouw? De apostel Paulus gaat daarmee door in dit epistelhoofdstuk. Het gezag van de man over de vrouw.
Maar waar blijft dan het gezag van de vrouw over de man? Dan gebruikt de apostel Paulus dat woord ineens niet meer...
We moeten gewoon blijven bij onze kanseltekst, en die laten staan waar hij staat: aan het einde van het Epistel van deze zondag.

‘Weest elkaar onderdanig in de vreze van Christus.’

Letterlijk zegt het oorspronkelijke Grieks: ‘Aan elkaar zich onderschikkend...’ Denk dan aan rangorden, in de zin van mensen die elkaar ten dienste staan. Het gaat in de Gemeente om liefdedienst. De één dan wel de ander, staat in de liefdedienst op verschillend niveau. Het heeft met gaven te maken, niet met commanderen en onderdanigheid.
Gaven, geschonken capaciteiten. Waar bent u goed in, en hebt u dat van Godswege ontvangen als een gave? Dan moet u dat ten nutte maken voor anderen in de christelijke kerkgemeenschap.
Het gebeurt allemaal in de vreze van Christus, zoals het er letterlijk staat.

Maar dan die ‘vreze van Christus.’
Ook hier verzet of onbegrip bij menige hoorder, want wat is toch ‘de vreze van Christus ?’ Het kan toch niet zo zijn dat in die onderschikking angst en vrees liggen? En dan nog wel voor Christus zelf?

Nee, terecht, want bang voor Christus hóeft, mág niemand zijn. Toch staat er letterlijk een woord waarvan de gevoelswaarde wel degelijk huiver en ontzag inhoudt. Ik voor mij ben wel blij met die archaïsche uitdrukking ‘vreze van Christus’ en ben dat ook met die vergelijkbare uitdrukking ‘de vreze des Heeren.’
Weet u wat het is: er zijn in de gangbare spreektaal niet altijd geschikte woorden om daarmee te laten uitkomen wat de inhoud en de strekking van bijbelwoorden zijn. Een kwalijke rol hierin speelt de Nieuwe Bijbel Vertaling, in deze eeuw van de drukpersen gekomen. Deze vertaling wil zozeer tegemoet komen aan de moderne mens, dat vele bijbelteksten met een zouteloos, populair taalgebruik weergegeven worden.

Akkoord, een moderne vertaling hoeft niet op voorhand afgewezen te worden. Maar kwalijk wordt het, wanneer een vertaling armoedig wordt, helemaal gebonden aan de karige woordenschat van deze tijd. Het gevolg is, dat zulk een vertaling niet bij machte is, de diepgang en meerduidigheid van het origineel recht te doen.
Het archaïsche ‘vreze van Christus’ kan dat wel.

De vreze van Christus is als vertaling niet direct en eenduidig. Het is tweezinnig: huiver en eerbied zitten er beide in. Misschien is het woord ‘ontzag’ wel mooi. Is het dan ‘ontzag van Christus’ of ‘ontzag voor Christus’ ? Dat zit er ook alletwee in.
Het is het ontzag dat Christus zelf koesterde voor zijn hemelse Vader, en ook het ontzag dat wij koesteren voor Christus. Beide zitten in die uitdrukking.
Zo past het wonderwel in Paulus’ beschrijving, hoe de hemelse Vader en Christus en de Gemeente zich tot elkaar verhouden.

God is de Vader van onze Heer Jezus Christus, en op zijn beurt is Christus het Hoofd van zijn Gemeente.
Nergens horen we dat Jezus in een angstige vrees jegens zijn hemelse Vader heeft geleefd. Zo ook hoeven wij niet onderdanig - onzelfstandig te zijn. Niet ten opzichte van Christus, en ook niet ten opzichte van elkaar.
Maar hoe dan wel? Wat is die onderschikking aan elkaar?
Hoor het hele Epistel, dat is zo belangrijk, Gemeente!
Het eindigt met die woorden: ‘Aan elkaar zich onderschikkend in de eerbied van Christus.’ Die woorden zijn het sluitstuk van een oproep om een dankbare, zingende Gemeente te zijn!
Eerst zegt de apostel Paulus in zijn vermaan:
‘Wordt vervuld met de Geest.’

Daarbij komen vier zinsdelen – deze zinsdelen zeggen hoe die vervulling met de Geest toegaat:
‘sprekende onder elkaar...’
‘zingende en psalmen aanheffende...’
‘dankende...’
‘zich aan elkaar onderschikkend...’
Gemeente, pas dit toe op uzelf, want dit bent u !
Een zingende en dankende Gemeente! Dáárbij hoort: ‘zich aan elkaar onderschikkend in de eerbied van Christus.’
Wij onderschikken onszelf aan elkaar niet omdat de één hoger of knapper of beter is dan de andere, maar omdat wij elkaar ten dienste staan als ledematen van Christus’ lichaam. Het begint met het onderlinge samenzijn als Gemeente, en het samen lofprijzen en psalmzingen. Hier namelijk is het startpunt van de verkondiging dat Christus Heer is. Dat mag en moet worden bezongen.

Wij onderschikken ons aan elkaar in de eerbied van Christus. De eerbied, het ontzag voor hem, en ook de eerbied van hem. De eerbied van Christus is hetzelfde als de liefde die in hem volmaakt is, de liefde tot de Vader én tot allen voor wie hij gekomen is.

Christus zegt: ‘Leert van mij dat ik ben dat Ik zachtmoedig ben en laaggezind van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen.’ Hier hebt u de onderschikking tot dienst, het is de liefde van Christus voor allen die vermoeid en belast zijn, de verdrukten, de doden en de armen.
Omwille van de openbaring van Gods liefde door Christus zijn wij hier dankbaar en blij. Liturgisch samenzijn is een elkaar helpen om die blijheid en vreugde gaande te houden. Dat helpen is het zich aan elkaar onderschikken!

Ons liturgisch zingen is geen verheven vrije-tijds besteding, maar het is een onderdeel van wat Paulus ons met klem vraagt: ‘Let nauwgezet op, hoe uw levenswandel is, en gebruik uw tijd goed; weest geen dwazen maar wijzen !’
Het uitkopen van de tijd en het verstaan van de wil van de Heer begint via het zingen!
Het zingen is uit dankbaarheid. Maar dankbaarheid is geen stemming van welbehagen. Het is gedenken; ook in de situaties waarin wij lijden – want wij kénnen Hem. Kennen, gedenken en liefhebben zijn alle drie gericht op onze Bevrijder. Hier is ons gezamenlijk vertrouwen op Hem. Het is geen individueel gevoel, het is gezamenlijk, kerkelijk.
Zonet zei ik: ook in de situaties waarin wij lijden; want dan zal blijken wat een kerkelijke gemeenschap echt waard is.

‘Aan elkaar zich onderschikken’ krijgt dan de meest zuivere liturgische betekenis. Liturgie betekent letterlijk: dienst. ‘Aan elkaar zich onderschikken’ is de broederlijke dienst die de leden van Christus Lichaam aan elkaar verlenen.
Zijn wij bijeen zoals nu, dan zijn wij ook verbonden door de Liturgie, de zuivere lofprijzing van de Heere-God .

Dankbaar zijn en lofprijzen gedijen uitsluitend als wij ons aan elkaar onderschikken. Zijn wij in de Gemeente ondergeschikt aan een ander, dan is dat omdat wij samen ondergeschikt zijn aan Christus. Zijn lichaam zijn wij. Dat moeten wij hymnisch, liturgisch zien.
Christus is het hoofd, wij zijn de ledematen; dat is te nemen in lichamelijke zin. Je zou de Gemeente ‘t beste als levend organisme kunnen zien.

Hoe zou ik u aanspreken, in de Liturgie, in de Ver-kondiging? Aan het begin van de Liturgieviering zeg ik afwisselend ‘zusters en broeders’ en ‘Gemeente.’
Er zijn ook veel Nederlandse predikanten die de kerk-gangers aanspreken met: ‘Gemeente van onze HEER Jezus Christus’ of ‘Gemeente van de Heer.’
De aanspraak ‘Gemeente van onze HEER Jezus Christus’ is belangrijk omdat u dan bepaald wordt bij wat en wie u hier gezamenlijk bent. Om die reden spreken vele predikanten in ons land de kerkgangers aan met: ‘Gemeente van onze Heer Jezus Christus.’

‘Weest elkaar onderdanig in de vreze van Christus.’
Wie zich onderschikt aan elkaar in Christus’ lichaam,
leert zichzelf zien vanuit een nieuw levensbeginsel:

‘Ik leef nu niet meer voor eigen rekening, ik zeg nu niet meer vol zelfvertrouwen: ‘Ik kan het alleen wel af...!’
Ik ben anders geworden, omdat ik van een ander eigendom geworden ben.
Dit blijkt in de onderschikking aan elkaar in de vreze van Christus.
Christus het Hoofd, wij de leden van zijn Lichaam.
Zo wordt de trouw van onze God ons geopenbaard en geschonken, en wordt van daaruit ons rekenschap gevraagd,
Wij zingen gezang 375

samenvatting

'Weest elkaar onderdanig in de vreze van Christus' -
een uitleg waarin ik het gebruik van deze archaïsche woorden verdedig, die de diepgang en meerduidigheid van het oorspronkelijke respecteren.

ELG Zierikzee, 25 oktober 2009