GOD WIL WONEN OOK IN ONZE STAD

De verkondiging
op Zondag Laetare

U weet dat er in de lutherse kerkgemeenten predikanten werken die van Duitse afkomst zijn.
Eén vertelde mij over zijn eerste maanden als predikant in ons land. Wat was hem het meeste opgevallen in onze Nederlandse liturgie?
150 psalmen in ons Liedboek... Ze waren er allemaal, in dat Liedboek. In Duitsland bestaat dat niet.

Och, hij kwam er al snel achter dat maar een klein deel van die 150 daadwerkelijk gezongen werd.
Ook bij lutheranen die van oorsprong gereformeerd of hervormd zijn, is maar een klein aantal écht bekend.
Voorzover ik het beoordelen kan, hoort Psalm 122 tot de geliefde psalmen.
Tekst en melodie passen voortreffelijk bij elkaar.
Een prachtige, voorname en ook vreugdevolle melodie. En een tekst die ons plaatst midden in het gelovige leven van het Israël van de Bijbel.

Deze psalm sluit aan bij een plicht die in de Torah van Mozes beschreven staat. De plicht om naar de tempel in Jeruzalem te pelgrimeren. Familiegewijs, in de weken vóór het Pascha.
Stelt u zich het voor, hoe deze psalm het schildert: grote groepen Israelieten vertrekken van hun huis en landstreek. Zij komen familiegewijs aan de grens van hun stamgebied en ontmoeten families uit andere Joodse stammen. Zo groeit en groeit de stroom pelgrims, op weg naar het gebergte van Davids stam: Judea.
De stad Jeruzalem is hoog gelegen, op de berg Sion. Vandaar de uitdrukking: opgaan naar Jeruzalem.

Het is mooi om er wat over te mijmeren, maar, laten we reëel zijn: waarschijnlijk waren het maar kleine groepjes of enkelingen die de bedevaart naar het Pascha in Jeruzalem maakten.
Het is nu, in onze kerkdiensten, niet veel anders.
Vele honderdduizenden pkn-ers nemen niet de moeite om zondagochtend op te gaan naar het huis van de Heer.
Een psalm als 122 schildert een ideaal-beeld. Zo zou het moeten zijn.
Jezus houdt zich er aan, volgens de beschrijvingen van de vier evangelisten. Hij gaat op naar Jeruzalem, mét zijn leerlingen. Deze opgang wordt door één evangelist ook teruggeplaatst in Jezus' jonge jaren:
de evangelist Lukas beschrijft een pelgrimage van de twaalfjarige Jezus naar de tempel.
Op die manier laat Lukas de jonge Jezus ook de Torah van Mozes vervullen.
Het aardige is, dat Lukas beschrijft hoe Jezus samen met zijn familie opgaat, en ook, na het oponthoud bij de schriftgeleerden, in zijn familie weer terugkeert.

Wat mij fascineert, is dit familiegewijze. Het zal wel komen door mijn leeftijd. Maar misschien zijn er hier onder u ook zestigers tot en met tachtigers die het nog weten: dat gezinsgewijs opgaan naar het kerkgebouw, op de zondagochtend.
Ik wil vermijden om de rest van preek te vervallen in de nostalgie, maar, ga proberen om u duidelijk te maken hoe waardevol sw kerk in onze samenleving kan zijn.
Kerk-zijn is een mesostructuur. Voor de meesten van u een onbekende uitdrukking. Duidelijker wordt hij u wanneer ik zeg dat een mesostructuur tussen een microstructuur en een macrostructuur in zit.
Het gezin is een microstructuur, zelf wanneer het een
één-ouder gezin is. Ook een echtpaar zonder kinderen kunnen we een microstructuur noemen.
Een macrostructuur is de overheid, en in zekere zin ook een groot nationaal of internationaal bedrijf.
Maar er is ook iets dat daar tussenin zit: een kerk is een mesostructuur.

Hier komen mensen van heel verschillende komaf, van uiteenlopende opleiding en onderscheiden beroepen.
Het is zo goed dat dit bestaat, dat er mesostructuren in onze samenleving zijn.

Ik behoorde, toen ik een jongen was, bij een kerkelijke Gemeente van een provinciehoofdstad, en er waren leden van verschillende maatschappelijke positie. Er was een directeur van een groot bedrijf, die zat daar in de kerk. Laat nou toch iemand tot ouderling gekozen worden, die in het bedrijf van die directeur een zeer bescheiden baantje had. Ach, die man had helemaal geen diploma's.
In de kerkelijke Gemeente werd hij erg gewaardeerd om zijn geestelijke gaven, zoals mensenkennis en vriendelijkheid en trouw en inzet. Die man werd tot ouderling gekozen. Het heeft mij geraakt, ik ben het nooit vergeten, vooral omdat tijdens het h. Avondmaal deze eenvoudige man met de beker in de hand stond bij de Avondmaalstafel. Daar kwam zijn directeur, en die ontving de beker uit de hand van zijn eenvoudigste werknemer. Kijk, dat is een macht die niet van deze wereldeeuw is. Dat kan gebeuren in een mesostructuur.

Naar mijn mening kan het beste in een mesostructuur voorkomen worden, dat we een klef groepje gelijkgezinden worden.
We hoeven niet in een filterbubbel vast te zitten en daarin steeds bedomptere lucht in te ademen.
De filterbubbel! Daar raakt u in vast wanneer u almaar ronddobbert op Facebook en alleen maar u wendt tot de zoekmachine van Google...
Wist u dat deze internetgiganten alles kunnen opslaan wat u via hen zoekt? Ook de antwoorden die u leest, slaan ze op. Vervolgens krijgt u later, na andere zoekopdrachten, steeds vaker alleen dat als resultaat wat naar uw smaak is... .
Dit is ongezond. Dat moeten wij niet willen.
Daarom is een mesostructuur zo noodzakelijk: daar leren wij verdragen dat er ook andere meningen zijn die ons niet zo aangenaam voorkomen.
U hoeft het niet met een andersgelovige of anders-denkende eens te zijn. Maar laten we eerst moeite doen en ons verdiepen in een andere mening.
Het mooie van de lutherse gemeenten in dit land is, dat vrijzinnigen en rechtzinnigen samenwerken.

Macrostructuur, mesostructuur en microstructuur blijven mij bezig houden.
Ik verbind die met psalm 122.
In deze psalm staat iets waar meestal over heen gelezen wordt, want, alle aandacht van kerkelijke uitleggers gaat naar het Paasfeest.
Maar, Psalm 122 spreekt niet over offeren op het Paasfeest. Het Pascha wordt bekend verondersteld.
Wat horen we daarentegen? Dit:
   ‘Want daar (in Jeruzalem) staan de zetels voor de rechtspraak,
     de zetels van het huis van David.'

De Israelieten komen, volgens deze psalm, niet alleen voor het vieren van het Pascha.
Zij komen ook voor rechtspraak, en die vinden zij bij de tronen van het huis van David.
Wat valt ons nu, als democratisch ingestelde mensen, het eerst op? Aan Lutheranen zou ik het kunnen vragen. Kennen wij nog de grote Thorbecke als lutheraan? Die man heeft in 1848 iets belangrijks ingebracht, iets wat nog steeds van kracht is. Het is wat we met een Latijnse uitdrukking noemen: de trias politica.
In ons staatsbestel zijn drie machten die gescheiden zijn: de volksvertegenwoordiging, de overheid, en de rechtspraak.
De scheiding van deze drie machtsblokken moet machtsmisbruik tegengaan. Deze scheiding zou ook onderlinge controle moeten garanderen.

Van een scheiding der machten is in het Israël van de Bijbel niets te bemerken. Psalm 122 laat horen dat godsdienst en rechtspraak bij elkaar horen.
De rechterstoel heeft als naam: de zetel van het huis van David. Het is de koning van Israël die namens God regeert en zo garant staat voor de tempeldienst.
Het is ook de koning die rechtspreekt. Hij doet dat volgens de rechtsinzettingen door God zelf ingesteld.
Zo heeft het gefunctioneerd: als eenheid van regering, godsdienst en rechtspraak.
Hierin was het Israël van de Bijbel niet het enige volk. Ook de klassieke Chinezen hebben het gekend.

Als jongeman al was ik verzot op de romans van Robert van Gulik. De romans van deze eminente China-kenner spelen zich af in de T'ang-dynastie, 9de eeuw.
Hoofdpersoon is Rechter Tie. Hij mag dan rechter heten, hij is zowel stadsbestuurder, politiecommissaris, volksvertegenwoordiger aan het keizerlijke hof, beschermer van de dienst aan de stadsgod, wetgever – en dan ook rechter.
Was dit een griezelige samenballing van functies in één persoon? Toch kon het lang goed gaan. Want een incompetente of corrupte stadsmagistraat werd snel door de geheime politie van de keizer opgemerkt, en geketend naar de hoofdstad gebracht. Dan werd niets meer van hem vernomen...

In Israël had de koning ook alle machtsmiddelen en gezagsuitvoering tot zijn beschikking. Ging het daar fout, dan wordt van zulk een koning geschreven in de boeken Koningen en Kronieken: ‘Hij deed wat kwaad was in de ogen van de Heer.'

Iemand hier zou kunnen vragen: wat moeten wij nú met die scheiding of eenheid der machten?
Mijn eerste reactie is: dat wij nu in de 21ste eeuw leven, doet niets af van het belang van de scheiding tussen regering, volksvertegenwoordiging en rechterlijke macht.
Het Europa van de 19de eeuw heeft die scheiding nodig gehad -   en wie legt mij uit in hoeverre die nu niet meer nodig is?

Voor eenheid der machten kunnen wij bij de Torah en de Profeten te rade gaan. Maar horen wij daar liever geen voorschriften, want het zijn hoofdzakelijk beloften.
De eenheid der machten, hoe goed zou het zijn wanneer die weer hersteld zou zijn. Een ideaal, maar dan als belofte te nemen.

In de bijbelse geschriften is een beschrijving of een verhaal vaak niet historisch bedoeld, maar is te nemen als belofte. Zoals het in een verhaal of in een beschrijving ons voor ogen wordt geschilderd, zo zal het eenmaal zijn. Het is een belofte van Godswege voor de wereldeeuw die komt.
Op deze manier functioneert de stad Jeruzalem in de boeken van de profeten en ook in de Psalmen.
De eerste christengemeenten waren stadsgemeenten.
En eigenlijk zou je onze Heere-God ook een stedelijke God kunnen noemen. Hij wilde immers in een stad wonen? De psalmen jubelen daarover: ‘De Heer woont in Jeruzalem.' Dat is Bijbelser taal dan de (in wezen) filosofische gedachte dat God overal is. De Heere-God wilde wónen, en dat op aarde allereerst in de stad Jeruzalem.
Eén psalmtekst. ‘De Heer is groot en zeer te prijzen in de stad van onze God! God is in haar paleizen; in Jerusalem is zijn tent, en zijn woning in Sion.'
Het is te gemakkelijk om te zeggen: ach, dit is kinderlijk, antiek taalgebruik.
Hier is van kracht wat wij wel noemen: de vleeswording van het Woord. Dat betekent, dat het levende woord dat de Heer spreekt, een menselijke gestalte krijgt. Israëls God sticht op aarde zijn woonstede tussen de mensen. Hij bekleedt zich met menselijkheid, Hij wordt als het ware ook stedelijk.

De Evangelist Johannes zegt: ‘Het Woord is vlees geworden, en het heeft onder ons gewoond.'
Hier is in het geding hoe u God ziet. Sommigen zeggen: Het is een groot mysterie, een verborgen kracht, ja en welke termen u er maar voor kunt vinden uit het religieuze aanbod van oost en west. Allemaal best, maar Israël en in zijn voetsporen de Christelijke kerk leren, dat dit mysterie menselijk temidden van zijn volk is geweest.
De Heer heeft willen wonen in een stad, Jeruzalem, om zo zijn menslievendheid te bewijzen.
Ook hier functioneert de belofte, Gods belofte dat onze stad een plaats van gerechtigheid en vrede mag zijn. Maar ook een plaats die wij mogen beschermen tegen het boze chaotische van buitenaf.
Zo mogen onze steden de Godsstad van Psalm 122 weerspiegelen, en ze mogen deel hebben aan het nieuwe Jeruzalem –
Zingen wij van die stad: Lied 175

samenvatting


Naar blijkt uit Psalm 122, komt het volk niet allen naar Jeruzalem voor de tempeldienst, zij rekenen ook op de rechtspraak en het bestuur door de koning.
Hier leeft de belofte van de eenheid der machten.

ELG Zeist,
26 maart 2017