DE DAG VAN CHRISTUS

De verkondiging op de
Achttiende Zondag na Trinitatis

1 Korinthiërs 1,4-9

Een kerkdienst is niet voor te stellen zonder schriftlezingen, voor te lezen stukjes uit de Bijbel.
‘Stukjes' ... dat klinkt wat laatdunkend, en dat woord ga ik niet corrigeren. Want kan het eigenlijk nog wel: enkele fragmenten, voor uw gevoel misschien zonder kop of staart... .
Dertig, veertig jaar geleden kénden de kerkgangers de context van voorgelezen teksten, de verbanden binnen de bijbelboeken. Maar dat is lang niet overal meer het geval.
Ik zal er niet om treuren, want, het biedt ook een kans. Een kans om een nieuwe start te maken.

Een nieuwe start om te luisteren naar een vroeg-christelijke brief 55 na Chr. en op het spoor te komen van wat in die tijd als wezenlijk gezien werd.
In die jaren was er nog geen christendom. Ook bestond dat deel van onze Bijbel dat wij Nieuwe Testament noemen dat deel bestond nog niet. Wanneer we luisteren naar die teksten, zijn wij heel dicht bij de oorsprong, de oorsprong van onze geloofsovertuiging en van ons vertrouwen.
Dicht bij de oorsprong zijn: dat zou een effectief middel tegen verdeeldheid moeten zijn... .

In deze tijd steekt godsdienstige verdeeldheid opnieuw de kop op. We wisten dat de christelijke kerken zo verdeeld zijn, maar nu zijn er ook moslims in ons land die tegenover elkaar staan. Verder zijn er moslims die zich distantiëren van IS, de Islamitische Staat.
Zij zeggen: dat is de Islam niet; en: wanneer IS zich beroept op de Koran, dan is dat ongeldig.
Weer een ander chapiter vormen de Joden. Het aantal richtingen onder de Joden is groot. Toename van dat aantal was er al in de tijd van Jezus, en we weten nu: ook de groepering rond Jezus werd een richting. Puur historisch kunt u daar niet om heen, hoe diep uw geloofsovertuiging ook is.

Waar het mij om gaat, is: u iets te laten horen over wat belangrijk was voor de eerste christenen. Het is onder ons geen prioriteit... misschien in de verdere ontwikkeling van de christelijke Kerk ietwat weggeschrompeld?
Bij geestelijk leven en religie is er altijd ontwikkeling.
Aandacht voor wat weggeschrompeld is, zou best wel eens iets wezenlijks naar boven kunnen halen.

Ik neem u mee naar, bij benadering, het jaar 55 na Chr. . We zitten bij een gemengd gezelschap, in een synagoge in Korinthe, een Griekse havenstad.

Gemengd – sommigen Jood, anderen Griek of iets anders, en het gesprek ging vaak over Jezus.
Er is een groep die zich door de apostel Paulus heeft laten overtuigen, dat Jezus de beloofde Messias is.
Jezus is de Christus, Jezus is Heer.
Ze hebben een brief van Paulus ontvangen en iemand leest hem voor. Christus komt al in de eerste regels ter sprake.
Paulus zegt dat zijn lezers te feliciteren zijn met hun vertrouwen in Christus.
Hij prijst hen en verbindt die lovende woorden met hun verwachting van de onthulling van onze Heer Jezus Christus. De dag van Christus.

De onthulling van onze Heer Jezus Christus...
Hier hebben we al iets dat weinig wordt gehoord in onze kerken. Wél bij onopvallende groepen als de Zevende Dag Adventisten, of bij een veel bekender genootschap als dat van de Jehova Getuigen.
Daar zijn ze veel bezig met de zgn. wederkomst van Christus. Maar wat zegt die wederkomst ons?

Wie heel goed leest in de apostelbrieven en andere vroeg-christelijke geschriften, en wie vooral tussen de regels kan lezen, die kan een conclusie trekken:
die wederkomst, die onthulling van Christus, die bleef maar uit en het duurde maar en het duurde maar... . En dat terwijl de apostel Paulus in de jaren vijftig van de eerste eeuw echt geloofde dat hij die onthulling van Christus zelf mee zou maken.
Toegeven dat hij tevergeefs wachtte, heeft hij nooit gedaan, en niemand heeft dat toen gedaan.
Ja, want wie geeft dat nou toe, dat werkt demotiverend, dat is anti-reclame.

Beter, leerzamer is het, niet te zoeken naar verantwoording, want dan zijn vaak maar woorden.
Onze politici gebruiken het woord ‘sorry' al te vlot. Zo denken zij, onbesuisd gedane verkiezingsbeloften te vergoelijken. Maar wat te denken van de meest schrijnende teleurstelling die leeft bij de gehandicapten, de jong-volwassen invaliden, de zorg behoevende bejaarden? Op die teleurstelling is niet met een ‘sorry' te reageren.
De dag waarop de zorg in ons land in orde is, is die dag gewijd aan de heilige Juttemis? Een belofte vervuld op Sint Juttemis...?

Maar Gods belofte dan? Gods profeten in het Israël van de Bijbel hebben die belofte geproclameerd.
Er zou een dag aanbreken, ‘de dag van de Heer,' waarop vrede zou zijn en iedereen goed te eten zou hebben. Alle armen en verdrukten zouden herademen en de vrijheid smaken.
Is ‘de dag van Heer' ook iets voor de rijken en machtigen, om daar naar uit kijken? Zeker wel!
Wie nu gerechtigheid en barmhartigheid praktiseert, zal op die dag sámen met de armen en verdrukten staan aan Gods kant. Uit die levenspraktijk, uit die praxis blijkt dan ook, dat zo iemand ernst maakt met het staan in Gods verbond.
Dit is, heel beknopt, de boodschap van de profeten in het Israël van de Bijbel. Het is vermaning én het is ook vertroosting, want, zij doen een belofte.
Zij beloven dat de ‘dag van Heer' aanbreekt.

Jezus heeft die belofte van de ‘dag van de Heer' in zijn onderwijs opgenomen. Onderwijs, zeker, want hij werd ‘rabbi' genoemd en hij had leerlingen.

Zozeer waren zijn leerlingen onder de indruk van Jezus' levende leer, zijn levenspraktijk, zijn praxis, dat ze hebben gezegd onder elkaar:
we kunnen aan de levensstijl van die ene mens zien hoe de dag van de Heer zal zijn. Ach, was hij toch maar terug, opnieuw in ons midden...
Zo kreeg onder de eerste christenen de ‘dag van de Heer' een nieuwe naam: ‘De dag van Christus.'

Het probleem blijft, dat het ogenschijnlijk bij woorden is gebleven. Goede woorden, troostrijk, veelbelovend.
Maar vervulling... Nee...
Hoe is het dan verder gegaan?
We hadden misschien verwacht, dat de klad er in kwam.
Zo was het niet bij de eerste christenen.
Ze hebben niet geredeneerd: nou, als de dag van Christus toch niet aanbreekt, dan hoeven we ook niet te letten op ons levensgedrag.
Maar waar bleef dan in hun beleving die dag van Christus?
Er trad een accentsverschuiving op: niet zozeer op ‘de dag', de dag die komen zou lag de nadruk, maar op Christus zelf. Eigenlijk ook wel te begrijpen, want wat een sterke indruk had hij gemaakt... Eerst op zijn eigen leerlingen natuurlijk, maar via hen ook op andere Joden in de Grieks-Romeinse wereld.
Het was vooral zijn persoonlijkheid, en daarbij zijn levensstijl, zijn gedragingen als iemand met intense verbondenheid met de Heere-God.

De eerste christenen konden flexibel zijn.
Hun aanvankelijke verwachting van ‘de dag van Christus' stelden ze bij. Die bereidheid, dat vermogen tot koerswijziging is tekenend voor die jonge Kerk.
In deze tijd van verharding, van verstarring ook op godsdienstig terrein, is dat waardevol. Dit mogen wij niet veronachtzamen, dit moet een rol blijven spelen.
Het pleit ook voor het belang en voor de waarde van de vroege christelijke richting. Het vermogen om de koers bij te stellen, zo nodig te wijzigen.
Hier was geen stug vasthouden aan letterlijke bijbelteksten. Overgeleverde woorden van Jezus werden in ere gehouden, maar: ze hadden niet automatisch gezag. Gezag hebben ze pas wanneer ze kunnen functioneren, wanneer ze kunnen worden toegepast op een situatie of een ontwikkeling.
Alleen zo kan een groep gelovigen, een Kerk, open blijven staan voor de toekomst, voor nieuwe ontwikkelingen.

Zelfs van Moslims kunnen we dit met ere zeggen.
Zij hebben, ruim duizend jaar geleden, een bloeiperiode meegemaakt, een tijd van studie en vrijmoedig Koran-onderzoek. Zij ontwikkelden een hoogstaande cultuur en ruime tolerantie voor andersdenkenden.
Spijtig dat zij een paar eeuwen geleden dat vrije onderzoek en die tolerantie hebben ingeruild voor rechtlijnige leringen en minachting van andersgelovigen.

Maar ook in ons land kwam de rechtlijnige, dogmatische verstarring. Een belijdenisgeschrijft als de Dordtse Leerregels werd ingevoerd. Daarin werd op basis van foutief gebruik van bijbelteksten een kwalijk godsbeeld verdedigd: een godheid die sommigen tot de hel verdoemt en anderen tot de hemel uitverkiest. Dit geschrift is, bij de vorming van de pkn, ook ons lutheranen opgedrongen.
Is dat in overeenstemming met de frisse manier waarop de eerste christenen en ook de moslims hun overtuiging in de praktijk hebben gebracht?

Net als Moslims duizend jaar geleden, konden de eerste christenen flexibel zijn. Geen knechting onder teksten uit een boek, niet angstvallig vasthouden aan wat ooit is gezegd.
Zij klampten zich niet vast aan de verwachting van ‘de dag van Christus.' Zij begrepen dat zij zelf verder moesten.
Eerst had Jezus, in zijn prediking, zijn volksgenoten opgeroepen om in hun gedrag gereed te zijn om de dag van de Heer mee te maken.
Later bleven de eerste christenen deze oproep serieus nemen, door gelovige daden, de bekering tot Christus waardig.
Zo behielden zij het geloof van Christus. Daar ligt het begin. Het is niet ons geloof, maar zijn geloof.
'Het geloof van Christus' - zijn levensstijl van oprechtheid, barmhartigheid en rekening houden met God.

Christus Jezus zelf, in zijn lichamelijke aanwezigheid, konden de eerste christenen niet meer zien, maar toch ook weer wel:
samen waren zij het lichaam van Christus.
Concreet mocht dat zijn in de levensstijl van de leden van dit lichaam.
Zo bleven de woorden en de daden van Christus een eenheid.

Voor u en voor mij heeft deze prediking nog steeds geldingskracht. Het wordt ons aangezegd, verkondigd dat wij met Christus in de saamhorigheid van een lichaam werkzaam mogen zijn. Het is een levend organisme dat groeit. Groei niet in ledenaantal, maar groei als geestelijke en praktische voortgang.
Flexibiliteit, wendbaarheid, om te kunnen inspelen op wat er aan de hand is om ons heen, en ook wat er op wereldschaal aan de orde is.

Onlangs las ik een opmerking van iemand: de meeste onlusten en oorlogen in de wereld hebben hun oorsprong in godsdienstige verschillen.
Die opmerking is wat kort door de bocht, maar we moeten hem wel serieus nemen.
Godsdienstige conflicten ontstaan doordat aanhangers niet bereid of niet in staat zijn, tot elkaar te komen.

Hoe zou u, als kleine lutherse kerkgemeenschap, iets kunnen doen? Iets dat een positief tegenwicht biedt?
Twee opmerkingen:
De ene gaat in het bijzonder over deze kerkgemeenschap. Net als in de meeste andere in ons land zijn hier vogels van diverse pluimage. Maar wij blijven in gesprek, met onderling respect. Zó blijven wij in gesprek, over al wat er leeft in Kerk en samenleving.
Mijn andere opmerking gaat over uw leeftijd.
Laten we ophouden met mismoedig te zijn over onze hoge gemiddelde leeftijd. Want, onder jonge christenen vind je echt niet méér verdraagzaamheid en respect dan onder de ouderen.

Je hoort wel zeggen: ouderen worden mild, bij het klimmen van de jaren.
Mildheid is geen toegeeflijkheid. Mildheid is geen onverschilligheid.
‘Aanvaardt elkaar,' aldus een opdracht van de apostel Paulus.
Zo kunnen wij samen het geloof in de praktijk brengen ook wanneer de dag van Christus uitblijft.
‘Wees voor elkaar een Christus,' zo sprak Luther tot zijn kerkgangers. Ik zou in navolging daarvan en binnen het verband van deze preek willen zeggen:
‘Maak voor elkaar elke dag tot een dag van Christus.

Wij zingen als gebedslied - om de dag van Christus -  Lied 756

samenvatting

De eerste christenen verwachtten 'de dag van Christus.' Maar die dag is niet gekomen.
Toch zijn zij Jezus' woorden trouw gebleven en hebben de flexibiliteit opgebracht om door te gaan. Dit is leerzaam voor ons.

ELG Zeist,
25 september 2016